Heike Kamerlingh Onnes, de heer van het absolute nulpunt
Hoogleraar
Vanaf 1878 werkte Kamerlingh Onnes op de polytechnische school in Delft
(de latere technische universiteit) als assistent van Johannes Bosscha.
Vanaf 1880 verzorgde hij daar ook colleges. Hij had een nauw contact met
J.D. van der Wals over de molecuultheorie van gassen en vloeistoffen.
In 1882 werd hij, net 29 jaar oud, benoemd tot hoogleraar in Leiden met
als opdracht de experimentele natuurkunde en de meteorologie. Dat was nieuw.
Het was gebruikelijk dat theoretische natuurkunde ook een onderdeel van het
takenpakket was. Het bleek een kolfje naar zijn hand. Kamerlingh Onnes kon
aan zijn levenswerk beginnen.
Uit zijn inaugurele rede, gehouden op 11
november 1882: '(de natuurkunde) kan haar belangrijk aandeel in het denken
en werken der hedendaagsche maatschappij slecht behouden, wanneer zij door
waarnemingen of proefnemingen telkens nieuwe grond aan het onbekende
ontworstelt. ... 'Door meten tot weten' zou ik als zinspreuk boven elk
physisch laboratorium willen schrijven.' Kamerlingh Onnes was bijzonder
geïnteresseerd in de theorieën van Van der Waals over het gedrag van
gassen en vloeistoffen. Om die theorieën experimenteel te bevestigen was
onderzoek van eenvoudige gassen zoals waterstof en helium nodig. Het
probleem was dat juist die gassen pas bij hele lage temperatuur
condenseren. En zo gaat Kamerlingh Onnes op weg naar het absolute nulpunt.
De uitgangspositie was niet hoopgevend. De behuizing van het laboratorium
was krap. De uitrusting was minimaal. Het personeel was beperkt tot twee
assistenten en een amanuensis. Kamerlingh Onnes ging met voortvarendheid
te werk. In de loop van de tijd weet hij voor zijn onderzoekingen meer
middelen te krijgen. Pieter Zeeman, een jongere collega daarover: 'Met een
vleiende opmerking, of door geestigen (heel soms ook scherpen) spot wist
hij wonderen te bereiken. Ook zij die op de hiërargische ladder boven hem
stonden kwamen onder zijn charme, ... en op het laatste oogenblik kon soms
een beslissing nog in een voor Onnes gunstigen zin worden verkregen.'
Toen in 1885 de andere laboratoria verhuisd waren beschikte Kamerlingh Onnes
over vier keer zoveel ruimte als toen hij begon. Een slimme zet was ook de
oprichting van de 'Vereniging tot Bevordering van de Opleiding tot
Instrumentenmaker'in 1890. Het vak van instrumentenmaker werd doorgaans in
de praktijk geleerd. Het was niet gemakkelijk om aan goed personeel te
komen. Met de oprichting van de Leidse instrumentenmakersschool sloeg
Kamerlingh Onnes meerdere vliegen in een klap. De beste leerlingen liet
hij meehelpen in zijn laboratorium. Voor zijn medewerkers was er een
aanvullende bron van inkomsten. De Leidse school had internationale faam.
De leerlingen waren na hun opleiding verzekerd van een baan. Vanuit alle
laboratoria ter wereld werd hen werk aangeboden.
>
|